Vorige week trof ik
bij Atheneum de nieuwe Furore. Nummer 21. Ik stond paf. Nummer 20 (het Avati
nummer) van dit roemruchte tijdschrift verscheen zo’n 10 jaar geleden! Dat is de
regelmaat van een komeet en met een vergelijkbare inslag: al de hele week
geniet ik elk vrij moment van dit eigenwijze blad van Piet Schreuders, die ook de
man is achter de Poezenkrant, het al even grillige tijdschrift waar ik mee
opgegroeide. Nummer 21 van Furore is vrijwel geheel gewijd aan de film Le Ballon Rouge (1956) van Albert Lamorisse
en aan die film over een kleine jongen en een rode ballon bewaar ik ook een
gekoesterde herinnering. Ik zag hem als prille student in 2006 in het
Filmmuseum, in een double bill met Crin-blanc,
die andere korte film van Lamorisse, over een jongen en een wit paard. Beide
films vertellen meeslepend en met minimale dialoog over de botsing van de
fantasie met de harde werkelijkheid en beide films hebben een tragisch eind.
De film
Le Ballon Rouge is
opgenomen in Parijs in 1955, vooral in de wijk Belleville (20ste
arrondissement) en de straat speelt – als in zoveel van de latere nouvelle-vague
films – er een bepalende rol. De manier waarop de camera de jongen door de
straten volgt, door het leven van alledag dat zich niets van het filmen schijnt
aan te trekken, de bijna documentaire wijze waarop de straat in beeld is
gebracht, voert de kijker onweerstaanbaar mee door het dagelijkse leven van de
wijk. Het is bewolkt, het gaat regenen, de zon breekt door. Daarmee wisselt de
sfeer en het aanzien van de straten. En daar doorheen dwaalt Pascal met zijn
rode ballon.
Wat is de meest basale manier van filmen? Je wilt een object zien bewegen tegen een vaste achtergrond: mannetje loopt op straat. Toen ik 12 jaar was gaf mijn vader mij een tweedehands 8mm camera in handen en ik begon meteen mijn zusje van 6 lopend door onze straat te filmen, haar rode jurkje kwam op het doek als een vlinder langs het groen van de heggen. Later volgde de variant: stilstaand zusje tussen bewegend verkeer. Die twee waren voor mij genoeg. Pas veel later ontdekte ik dat ik zo de straten van mijn jeugd had vastgelegd.
En dus zag ik in 2006 Le Ballon Rouge met de dubbele blik van de volwassene: zó liep ik als kind over straat en: zó zou ik mijn eigen kind willen filmen (ik had toen nog niet in Furore gelezen dat Lamorisse inderdaad zijn eigen zoon Pascal voor de hoofdrol had gekozen).
Het blad
De nieuwe Furore is in zwart/wit gedrukt, met als vanzelfsprekende
steunkleur: rood. Daardoor zie ik het blad direct met die diezelfde dubbele
blik; al op de cover (de “couverture”) prijkt op het matte grijs van de jaren
50 een grote ballon in modern glanzend rood. De inhoud is het losjes
gearrangeerd maar diepgaand en gedetailleerd resultaat van een jarenlange
fascinatie, van een zoektocht door Parijs naar de straten, de stegen en de
landjes waar Pascal en de ballon hun avontuur beleven en die de sfeer van de
film bepalen.

Het begint allemaal met de vraag: wat is er nog van over? En daaruit volgt dan vanzelf een tocht door de wijk Belleville die tegelijk een tocht door de geschiedenis is. Schreuders voert de lezer van Furore door een baaierd van kaartjes, stills, fotostrips en reclames. Daardoor voelt het alsof je zelf zoekend en ontdekkend door Belleville dwaalt. Soms wandel je langzaam, dan weer rijdt je met de bus (lijn 96) mee en tenslotte maak je een ballonvaart hoog over Parijs. Die vorm, waarvan Schreuders het geheim bezit, brengt zijn fascinatie zó aanstekelijk over, dat je als lezer niet passief kan blijven, je slaat al snel een zijpaadje in, je vergelijkt de foto’s met de plattegronden, je bladert terug en telt de traptreden op een kadastertekening uit 1924, je gaat met Google op zoek naar dat prachtige fotoboek uit 1954.
De tekst, die als een lange hoofdstraat, telkens onderbroken door een plein, een dwarsstraat of een vergezicht, door het blad loopt, geeft een schat aan informatie over Belleville zonder ooit de rode ballon uit het oog te verliezen. Je leest wat er allemaal verdwenen is sinds Pascal die morgen in 1955 naar school toe rende.
Samen met de reconstructies door het zorgvuldig aan elkaar plakken van foto’s uit verschillende periodes en diverse films (je ziet de huizen, omspoeld door steeds nieuwere auto’s, geduldig staan wachten op hun afbraak) maakt dit het lezen even verslavend als hartverscheurend. In de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw zijn op de plaats van al die platgewalste straten bijna zonder uitzondering gruwelijke flats verrezen, die malaise in de stadsontwikkeling is blijkbaar internationaal geweest. Tekst en beeld van dit nummer van Furore brengen hiermee, precies als Le Ballon Rouge, een nostalgische ode aan de stad.
In de week dat ik nu elk onbewaakt moment naar het blad grijp heeft zich in mijn hoofd een netwerk van straten en stegen gevormd, een eclectisch en nogal gebrekkig soort privé Belleville, zoals je een beeld van de buurt verwerft waar je pas bent komen wonen. Vorm en inhoud zijn hier op wel heel gelukkige wijze één geworden. Daarom is Furore 21 een hoogtepunt in het oeuvre van Piet Schreuders. Spoedt u naar de boekwinkel en begint uw eigen speurtocht!
3 mei 2012
Naschrift:
Bij al deze overvloed aan informatie miste ik één voor mij
niet onbelangrijk detail: een uitleg van de trucage die de ballon een eigen wil
geeft.
Vraag: wat betekent in het prachtige panorama op de pagina’s
94 en 95 de witte waas tussen de huizen in de Rue Vilin, zo op het oog ter
hoogte van nummer 22? Weerkaatsend zonlicht?
Tenslotte ben ik erg benieuwd naar het Furore-exemplaar van Martin
Smit die, zoals ik vandaag op de website van Atheneum Boekhandel lees, als
extra steunkleur lichtgroen heeft!
Iets voor de verzamelaar! Ik heb het vermoeden dat hij het grijs voor groen (of
juister: cyaan) aanziet door het complementaire rood er omheen.