"...en onopgemerkt, in onopvallende kledij rondlopen en door iedereen met rust gelaten worden, dat is prachtig. Met al je zenuwen en al je gevoeligheid."
Gerard Reve

New Street Art revisited


As next week (Wednesday, June 1, 2016) the second edition of New Street Art by Claude Crommelin will be officially presented (Brick Lane Bookshop, London),  I thought it helpful to translate my review of the first edition (New Street Art, April 6, 2013) into English. So that more people may share my enthousiasm for this inspirational book.


The street, always the street, that unpredictable combination of purpose and blunder. Newspaper flies over sidewalk,  tree drops some leaves exposing accidental bird, car bumps softly into lamppost -  lamp lights up and a man carefully focusses his camera on the wildly painted wall,  the famous actrice patters by on the exact moment he presses the button. The street is stage for improvisation on the theme intention versus coincidence.

In 2008 the Amsterdam photographer Claude Crommelin moved to London. As soon as he started scouting-out his new neighbourhood, he stumbled on a surprising quantity of high-level street art. He bought a tiny digital camera and on almost daily expeditions began to photograph every piece he liked. Then he decided to put these pictures together on flickr, http://www.flickr.com/photos/claudelondon/.  Being a persistent guy he built a large collection of pieces and an extensive documentation on London street-artists to boot.  Now, five years later, his book is here: NEW STREET ART,  by Claudelondon.


It is a sturdy, square shaped (211 x 211 x 22 mm.) book, that I have trouble putting aside ever since I layed my  eager hands on it.  The selection of the pieces is of great quality, the pictures are clear and subtle, the ostensibly modest bits of text hide a treasure of information.  Of course the bookdesign gives the pictures priority - each of the 272 pages  has one or more splendidly reproduced. But in the margin Claudelondon manages to tell a lot about the makers and their work,  to investigate the mores  in street art and to relate the   often comical – incidents that occurred while hunting the volatile street-artists. Thus he intertwines the personal histories of artists coming from all corners of the world with his own story - vagrant birds of a feather.

To read this book is like being on a hunt with him through the streets of Shoreditch;  again and again with a stir of anticipation I turn the page, as if I turn a corner to see what the next street has to offer. Hasty, since many a piece is granted only a short life. Which for me is precisely the essence of this artform: the whithering of a piece through time  makes it an ode to the transience of the street.

Since I have known Claudelondon as a avid birder, I expected his book to sport at least a folding map of the burrow covered by a colourful confetty of cyphers indicating pieces by location, overlapping circles (breeding grounds) and patterns of artist migration. And of course the unavoidable app to facilitate the reader who wants to tour East London guided as in a museum. But non of this is here - and I do not miss it at all. The city street is ever changing;  pavement gets broken up, new lampposts appear, walls are torn down. Street art is simply part of street life and many an artist turns out to be more elusive than a bird ever was.

The non-organized or rather the untamed character is street arts’ hallmark. It is an expression from below, literally: from the streets. As such it is the exact opposite of the topdown organised urban embellishment project. Even though a singular street artist who has made a name for himself takes money from the authorities to paint the fences around a disputed construction-site (as  Shepard Fairey aka Obey did at the Central Station in Amsterdam).

That is why my favourite part of NEW STREET ART is the grey coloured section in the back, called The unknown artists. It contains the persistantly anonymous pieces whose makers even the fanatic Claudelondon has not managed to trace down. They remain as anonymous as a kerb, a streetlamp, a passing cat. But they are just as undeniably there. For me that is hard-core street art. And I am glad this twitcher also mentions the birds he saw but could not put a name to. Way to go, BrunaDude!







May 29, 2016

Mijn vader komt langs




Mijn vader, halverwege de zestig, zie ik nu vaker dan vóór de scheiding. Brengt mijn moeder hagelslag voor me mee en soms zelfs taartjes, hij komt meestal aan met scheldtirades. Zodra de buitendeur achter hem dicht is gevallen en hij de trap beklimt begint hij.
“Alweer tegen m’n poot gereden door zo’n poepdoos op wielen! Met zo’n dikke miep erop. Die alleen maar in d’r spiegels kijkt.”
 Hij komt hijgend boven.
“Of d’r haar nog wel hoerig zit!”
“Ben je gewond?”
“Nee jongen, ik red me wel. Hij trekt zijn jas uit.
“Ja en dan nog een grote bek ook! Ik verstond er geen woord van. Maar ze was zo vriendelijk om er het bekende gebaar met de middelvinger bij te maken. Zodat de strekking duidelijk was.
Die scooters zijn een plaag! Geen fietspad is meer veilig, jongen. En als ze geparkeerd staan, met hun dikke konten de hele stoep versperren, en je wurmt je er langs, beginnen ze moord en brand te piepen! Overal in de stad  hoor je dat gejank om niets! Als verwende, volgevreten kinderen, die om ijs blijven janken. Dáár moet je eens een stukje over schrijven! ”
“Ik zet even koffie.”
In de kamer blijft hij gestaag doorfoeteren.
“Soms zit er ook nog zo’n debiele doos achterop. Trekt dat Vespa’tje kermend en kwijlend een bruggetje op. Terwijl ik ze lachend voorbijfiets. Maar even later hoor ik alweer dat dwingende Micky Mouse-peppertje achter me. Moet ik maken dat ik aan de kant ga. En stinken dat ze doen! Ga er maar eens achter staan, bij een stoplicht. Twee-takt-tokkies zijn het!”
“Het zijn toch niet alleen meiden op zo’n scooter?” roep ik, boven het geblaas van het klaarkomend koffieapparaat uit.
“Nee, jongen, dat kan je niet schrijven! Het is trouwens begonnen met die scheurende pizza-cowboys, die houden helemaal nergens rekening mee. Ik heb een paar keer zo een onderuit zien gaan, vooral ’s avonds is dat mooi: ze maken een lange schuiver met een fantastische straal vonken achter zich aan! En dan heb je natuurlijk die lui die wel iemand voor je willen omleggen tegen een kleine vergoeding. Je moet schrijven: het is handel, pizza’s en kogels, en het eindigt met tomatensaus op de straat. Dat is een goed beeld, dat moet je gebruiken. Je kunt ook nog die ijdele mannen noemen, met een zonnebril in hun vette haar, met zo’n verzameling bijtringen om hun pols en met hun blote voeten in geklede schoenen. Kantoorknechten en toch spannend. Gisteren zag ik er een rijden met een bijpassend dekentje over zijn spillebeentjes! Maar ik begrijp die kerels ook niet; een fiets, een brommer, een motor, daar zit je op als op een paard. Maar een scooter, daar zit je op als op een plee!”
Als ik met de koffie de kamer in kom, staat hij met met beide handen aan zijn nieuwe baard plukkend uit het raam te kijken.
“Lekker, dank je. Hier beneden staat er ook een. Kijk, dwars op de stoep.  En straks gillen als je er langs loopt.”
“Ja, dat zei je.”
“En achterop zo’n enorme roze beauty-case, zie je? Met die twee zijspiegels en dat windscherm is het gewoon een make-up tafel. Zo een als je moeder had vroeger. Schrijf dat er gewoon bij.”
“Net was het een poepdoos en nu weer een make-up tafel, je moet wel kiezen, pa.”
“Poepdoos, kaptafel, wat maakt het uit, ik wil alleen maar zeggen: ze zijn midden in het verkeer alleen met zichzelf bezig. In de spiegel turen en in hun telefoontje kletsen.”
“Ik heb al een jaar geen stukjes meer geschreven, weet je dat wel? Een jaar.”
“Ja, je bloggers-block. Is het je trouwens wel eens opgevallen hoe die meisjes – elke keer als ze hun telefoontje opnemen – hoe hun hele chagrijnige gezicht dan opeens geweldig opvrolijkt? Er verschijnt direct een stralende glimlach op. Alsof ze horen dat ze de loterij gewonnen hebben. Elke keer weer. Lach jij als je gebeld wordt? Ik niet.”
“Nee, maar ik ga daar dus niet over schrijven. “



Hij zet zijn beker met een klap op het tafeltje en staat in dezelfde beweging op.
“Hier aan het eind van de straat, daar staat een hele kudde! Dikke scooters in alle kleuren. Geen hond kan er langs.”
“Bij die sportschool?” Meteen betreur ik mijn woorden.
“Zit daar ook alweer zo’n sportschool? Ook zo’n epidemie. En een volkomen foute benaming. Wat ze  –“
“Ja, ik weet het: Wat ze daar doen is geen sport want er is geen wedstrijd en er valt niks te winnen. En het is geen school want er wordt geen kennis overgedragen.”
“Precies! Ik had het niet beter kunnen zeggen! Heb je ook nooit over geschreven. Een sportschool is een schoonheidssalon. Van dezelfde soort als een tatoeagetent of een bruiningsinstituut. Professioneel bruin worden, staat er op het raam. Weet jíj wat dat is: professioneel bruin?”
Hij gaat weer zitten. Ik tuur intens naar mijn horloge. Tien over tien, horlogewinkeltijd.
“Ik wou je graag nog koffie geven, pa, maar ik krijg hier zo een paar studenten met hun scripties. Dus –“
“Ach, ik moet ook weer verder, jongen. Werk gaat voor. Ik kom wel weer eens langs om met je te oudehoeren. Deo dorante. Ik heb zo veel onderwerpen die smeken om een stukje…”
Hij gaat zijn jas pakken. De bel rinkelt. Hij loopt het portaal op en trekt met de houten hendel aan het touw. De buitendeur zwaait open. Drie meisjes komen de trap op hollen, alledrie met hun smartphone in de hand. “Het was echt wel de chillste avond van het hele jaar”, roept de laatste, terwijl de eerste haar jas uittrekt en mijn vader groet met “Dag meneer.”
“Ah, alle goede dingen komen in drieën”, zegt de meneer, “gratie, schoonheid en leergierigheid.”
 “Dat is mijn vader”, beken ik. “Hij gaat net weg.” Ik loop de kamer weer in, ik hoor de studenten in de gang met mijn vader praten.
“Nee, ik ga weer naar mijn eigen hok, ik ben al een paar jaar het huis uit, moet je weten”, hoor ik hem zeggen. Gelach. “Ik woon nu in de oude hoerenbuurt, maar dat hadden jullie natuurlijk al geraden.” Ik breng zijn lege koffiebeker naar de keuken. Zijn denkbeeldige hoed lichtend laat hij de meisjes hoffelijk passeren en stapt dan de deur uit naar de trap. “Ik ben de Grote Chill”, galmt zijn stem van beneden, “ik chill alles wat jullie chillen!” De buitendeur slaat dicht. Dan klinkt keihard het verontwaardigde alarmsignaal van een scooter.

21 april 2015