Bij deze blog is het laatst geschrevene het eerste leesbaar, de nieuwste bijdrage staat bovenaan. Daardoor is een verwijzing naar een ouder stuk voor een nieuwe lezer lastig, hij moet dan beginnen in de blog terug te zoeken. Toch kan ik het niet altijd vermijden; het ene stuk brengt vaak het andere voort.
Zo wil ik, aansluitend op
Kabbelend kussen van maart 2018, een zelfgemaakte foto tonen:
Deze recente (en onbewerkte) close-up van een lege fruitmand in een groentewinkel bij mij om de hoek laat hetzelfde effect zien als een klassiek Romeins mozaiek:
En het visuele effect van dit mozaiek is vergelijkbaar met dat van het Japanse seigaheia-motief. Het wordt ook wel "Escher-effect" genoemd.
(Nu ik deze oude Romeinse vloer laat zien, wil ik ook een tegelvloer uit de vorige eeuw noemen, waarvan ik weet dat hij nog in enkele Amsterdamse café's ligt. Het is het zogenaamde "krakelingen-patroon", een wel heel droge naam voor een zo waterig effect:
Steeds wanneer ik zo'n café betreed voel ik enige aarzeling bij de eerste stap naar binnen, alsof de vloer vol water staat.)
Het aardige van dit "Escher-effect" is, dat het diepte in een plat vlak suggereert, zonder gebruik te maken van perspectief. Tenminste: niet van perspectief in de zin van een wet in de optica die
de verhoudingen regelt waarop driedimensionale objecten in een plat vlak worden afgebeeld. Zoals die objecten gezien worden vanuit het standpunt van één waarnemer.
Bij dit zgn. lijnperspectief liggen op de horizon de verdwijnpunten van horizontale lijnen.
De in werkelijkheid evenwijdige lijnen komen bij elkaar in een verdwijnpunt. De bekende treinrails naar de horizon.
 |
uit: De pictura (1435) |
Dit lijnperspectief is een Westerse uitvinding, gedaan in Florence, ergens tussen 1420 en 1430. Het is voor het eerst beschreven door de architect Leon Battista Alberti in 1435, in zijn De pictura. Daarin gaat het vooral om het afbeelden van architectuur.
Sindsdien is het lijnperspectief in de Westerse schilderkunst snel de overheersende manier van afbeelden geworden. Met behulp van draad-raamconstructies (Dürer) en spiegelprojectie werd dit mathematische perspectief geconstrueerd.
De alleenheerschappij van dit perspectief duurde vierhonderd jaar, tot 1836, toen het camarabeeld voor het eerst door een chemisch proces kon worden vastgelegd en bewaard. Dat vastleggen van het beeld was de geboorte van de fotografie. Veel vroege foto's imiteerden de schilderkunst, terwijl de schilders nu andere manieren van afbeelden ging zoeken.
Projectie met lenzen bestond al veel eerder, lang voor dat vastleggen van het geprojecteerde beeld. Daar is door de eeuwedn heen weinig over geschreven en het is ook lang onbekend gebleven. Dat die projectie met lenzen al vroeg en algemeen in de schilderkunst werd toegepast (en niet alleen als hulpmiddel voor het perspectief) is de hypothese van
David Hockney, in zijn baanbrekende boek Secret knowledge (London 2001, herziene druk 2006). Hierin poneert de kunstenaar Hockney het idee dat juist het gebruik van optische projectie in de schilderkunst (aanwijsbaar vanaf ca.1420) leidde tot het concept van het lijnperspectief. Eenvoudig omdat die projectie door middel van een lens steeds dat perspectief vertoonde. Doordat die optische projectie was opgebouwd uit licht en donker, ontstond ook automatisch de aandacht voor schaduw. Maar de ontwikkeling ging door:
David Hockney: "Chemical photography, superseded recently by its digital variety, is just a small blib (about 150 years) in a continuous history of the optical projection of nature."
Secret knowledge is een veelomvattend en meeslepend verslag van een jarenlange ontdekkingsreis, vol experimenten en opzienbarende vondsten. Hockney merkte, op basis van
goed kijken naar het hoe van kunstwerken, allerlei dingen op waar de kunstgeschiedenis tot dan toe blind voor was geweest. En nog ontbreken deze intussen al weer bijna twintig jaar oude ontdekkingen in veel hedendaagse informatie bij tentoonstellingen van kunstenaars als Holbein, Caravaggio en Velaquez.
Terwijl ik las in Hockneys' boek schoot mij het plaatje te binnen aan het slot van “Kabbelend kussen”. Het is die eigenaardige schildering (een fragment moet het zijn) die ik "een zee van heiligen" noemde (ik heb vergeefs naar de schilder gezocht, het lijkt me een tijdgenoot van Duccio di Buonisegna, ca. 1300).
 |
"Sea of Saints" |
De golven van die zee worden gevormd door de gouden aureolen rond de heilige koppen. Die nimbussen, halo's, stralencirkels, eigenlijk ronde schijven, die staan hier allemaal "rechtop". Terwijl het schuilgaan van de koppen verder weg diepte suggereert. Dat verder weg geldt hier niet voor die gouden langspeelplaten, die ook niet veel kleiner worden, alleen minder zichtbaar.
Gouden LP's, ringen, karrewielen, propellors, de haloos komen op vele manieren op vooral Italiaanse schilderijen en fresco's voor vanaf de vroege middeleeuwen. En ze zijn niet-transparant, merkwaardig massief zelfs voor zo'n etherisch verschijnsel. Is dat altijd zo?
Voor een kleine voetnoot bij Hockneys' onderzoek ben ik zelf eens gaan kijken naar dit niet-waarneembare en dus ook niet optisch te projecteren verschijnsel. Maakt dit ook een ontwikkeling door naar het "fotografisch" perspectief?
Ik bekeek de religieuze werken van zeven belangrijke Italiaanse renaissance-schilders: Duccio di Buonisegna (1255-1319), Giotto di Bondone (1267-1337), Fra Angelico (1395-1455), Paolo Uccello (1397-1475), Masaccio (1401-1428), Andrea Mantegna (1431-1506) en Sandro Botticelli (1445-1510).
In deze periode van een kleine 200 jaar blijkt de afbeelding van het aureool zich te ontwikkelen van platte schijf tot ellips, en van massief goud tot transparant schijnsel. Het idee komt op dat die ronde schijf achter het hoofd eigenlijk een zwevende schijf schuin boven het achterhoofd is. En dat die schijf ook moet meebewegen met de draaingen van het hoofd. En zich als zodanig moet onderwerpen aan het lijnperspectief.
Een paar voorbeelden:
In dit Laatste Avondmaal van Duccio di Buonisegna (uit 1308) staan de gouden schijven nog rechtop, maar hij lost het probleem van hun ondoorzichtigheid op, door ze bij de personen op de voorgrond eenvoudig weg te laten! (De tafel heeft om dezelfde reden ook een ander perspectief dan de kamer.)
Aan Giotto's L-vormige bruiloftstafel (1304) is het aureool van Christus (met het kruis er in) al enigszins gedraaid.
En op deze Christus aan het kruis van Paolo Uccello (1438) zijn de aureolen echte ellipsen geworden; ronde schijven in perspectief! Ze zijn wel erg donker in vergelijking met het bijzonder heldere kruis.
De jonge Masaccio (hij is, als een heus popidool, maar 27 jaar geworden) maakte in 1424 al direct gebruik van het lijnperspectief, ook in de aureolen.
Bij Fra Angelico voltrekt zich zo te zien de sterkste ontwikkeling van het aureool; nog zonder perspectief in deze Annunciatie van 1438,
maar in de laatste vijf jaar van zijn leven (rond 1450) schildert hij opeens de Annunciatie zo!
De gouden cirkel boven de hoofden en profil is van de zijkant gezien een streep geworden! Radicaler perspectief is er niet!
Dit Laatste Avondmaal uit 1447 van Andrea del Castagno, dat ik bij Hockney aantrof, toont al perspectivische en doorzichtige aureolen, die er uitzien als propellors. Ze zijn bijna zo transparant als het dunne glaswerk op tafel. En ze lijken razendsnel rond te draaien.
De presentatie van Jezus in de tempel (uit 1455) van Andrea Mantegna laat helder transparante aureolen als volmaakte cirkels zien, maar wel weer rechtop! Die twee zonder aureool, dat zouden Mantegna zelf en zijn vrouw zijn.
Bij Sandro Botticelli vind ik veel variatie in de aureolen; hierboven uit 1470 cirkels gevuld met een soort gouden spinrag,
en deze Maria, een (draaiende?) gouden plaat met weerspiegeling van de kruin! Terry Gilliam zou er een naald op getekend hebben en haar mond op en neer laten bewegen: "Ave Maria..."
En dan nog deze Lamentatie over de dode Christus uit 1495, met Christus als enige zonder nimbus; kennelijk moet je niet alleen heilig maar ook in leven zijn om een aureool te dragen.
Je zou dit werk van Botticelli als het eindpunt van de ontwikkeling van het aureool kunnen zien, maar later duiken er af en toe ook weer rechtopstaande en massieve versies op...
Tot zelfs in onze dagen, zoals deze foto bewijst: rechtop en ondoorzichtig, precies als in "De zee van heiligen".
Mei, 2019
PS Nu ik dit stuk geschreven heb en even op mijn zonnige balkon zit, zie ik de weerkaatsing van het zonlicht in mijn horloge als een lichtvlek over de tegels in de schaduw zweven. De kat springt er gefascineerd achteraan, maar al gauw vervliegt zijn interesse en vlijt hij zich neer op de warme stenen. Hij snapt dat hij de lichtvlek niet kan pakken en ik snap dat door spiegeling een lichtcirkel op een donkere achtergrond geprojecteerd kan worden en dat je dus ook de nimbus met behulp van spiegelprojectie naar de bestaande werkelijkheid kan tekenen!