"...en onopgemerkt, in onopvallende kledij rondlopen en door iedereen met rust gelaten worden, dat is prachtig. Met al je zenuwen en al je gevoeligheid."
Gerard Reve

Zorgen aan zee

Toen ik 17 was en in de zomervakantie van een gestrande liefde moest bekomen ging ik in m’n eentje in een klein tentje kamperen aan zee, direct achter de boulevard. De eerste nacht waaide het flink en ik luisterde urenlang naar het geraas van de zee en het onophoudelijke getik van de lijnen tegen de metalen masten van de vaartuigen op het strand. In de ochtend wandelde ik langs de vloedlijn in 20 minuten naar de badplaats waar ik de vorige dag met de trein was aangekomen. Daar vond ik een HEMA, met in het hart van de zaak een afgeschut restaurant. De keuken werd bestierd door een oudere dame die ongeveer alles kon maken waar ik behoefte aan had: uitsmijters, toasties, soep; de basis voor elke kampeerder. En alles voor een HEMA-prijs. Deze oase van rust in de drukke badplaats werd mijn toevluchtsoord. Vooral bij slecht weer zat ik er uren te lezen, met rondom mij niets dan het zachte geruis van winkelende vrouwen. Het gaf mijn primitieve vakantie iets huiselijks. Ik nam mij voor om alleen nog op plaatsen te kamperen waar een HEMA op loopafstand was.

Het was deze bitterzoete herinnering die mij vorige week deed terugverlangen naar die troostende dagen aan zee. Het zachte weer van de laatste septemberdagen gaf de doorslag; ik zocht mijn oude tentje op de volgende morgen nam ik de trein naar de kust. Nadat ik mijn tent had opgezet – de trekkerscamping trof ik ongewijzigd – was de dag nog warm en ik besloot in zee te gaan zwemmen. Het water bleek verrassend koud en er stond een stevige landwind. Telkens als een golf over mij heen sloeg, regende het even heel hard: de kam van de golf werd door de wind als regen terug de zee in geblazen. In de nacht was alleen het gedempte Duits van de andere kampeerders hoorbaar. De volgende morgen begon ik aan mijn HEMA-wandeling. Alles was anders dan gisteren, de wind kwam nu van zee, het water was diep groen-blauw, de lucht spectaculair blauw-rood met kleine, grijze wolkjes. 20 minuten later beklom ik de trappen naar de boulevard en liep door de winkelstraat naar de HEMA voor een ontbijt. Het was nog rustig op het pleintje voor de kerk. Septemberlicht streelde de bakstenen gevels, onder de schaduw van een esdoorn zette een meisje stoelen op het terras voor het café. Ik betrad de HEMA en liep meteen door naar de restauratie. Die verdwenen bleek. Waar ik ooit uitsmijters gegeten had hingen nu damesjurken aan stalen rekken. Ik vroeg naar de restauratie aan een meisje die de jurken aan het ordenen was. Zij wees mij terug naar de voorkant van de zaak. En daar, in een hoek tegen de buitenramen was een soort prefab diner ingericht, alles wit-betegeld, met lege stoelen aan kleine houten tafeltjes. Het was direct aan de straat en de mensen die buiten langsliepen staarden mij belangstellend aan. Ik keek naar links waar op de counter schalen met luxe opgemaakte broodjes decoratief waren uitgestald. Bij het piepjonge meisje erachter bestelde ik een uitsmijter. “Een wat?” “Een uitsmijter... twee broodjes met ham en spiegeleieren...” Het meisje keek mij aan alsof ik haar iets heel smerigs voorstelde. “Dat hebben wij niet meneer, alleen wat hier staat.” Ik nam het minst exotisch versierde broodje met kaas. Goddank was er thee.

Die middag keerde ik er terug voor de lunch. Ik had de verandering nog niet aanvaard. De restauratie bleek nog even kil maar drukker nu en ik moest aansluiten in een rij langs de counter. Toen ik aan de beurt was met mijn broodje kaas vroeg ik aan het meisje om een glas melk. Dit veroorzaakte een diepe frons op haar voorhoofd. “Chocolade?” vroeg ze. “Nee, gewone melk.” Nu verdween zij door een zijdeur. Ze keerde terug met een soortgelijk meisje dat gedecideerd naar een machine toe liep en een beker dampende melk begon te tappen. “Nee, ik wil koude melk!” haastte ik mij te roepen. Nu kwam er een derde meisje bij en zij voegde mij streng toe: ”Voor koude melk moet u in de cooler kijken.” Ze wees op een hoge kast verderop. Daar vond ik allerlei gekoelde dranken en inderdaad ook flesjes melk. Voor straf moest ik achteraan aansluiten bij de kassa. Omdat de meeste plaatsen bezet waren ging ik met mijn broodje en mijn flesje in het midden van de ruimte tegen een glazen tussenwand zitten. Ik draaide de dop van het flesje en ik nam een slok ijskoude melk. En toen zag ik het. Op het glas boven mijn hoofd waren in forse, vrolijk gekleurde letters teksten aangebracht. Ik las:
“Volgende keer tracteer ik”
“Wat heb je vandaag gedaan”
“Leuk zeg!”
“Moet je horen...”
“Zit het allemaal in de tas”

Opeens voelde ik mij erg eenzaam daar.


22 augustus 2011

Grutter wordt dichter

Van de week liep ik tussen de schappen bij de grootste kruidenier van ons land toen ik opeens zin kreeg in een roombroodje. Zomaar, om iets zachts en zoets in mijn mond te voelen. Ik heb dat wel vaker, vooral in sombere buien. Om geen tijd te verliezen met gezoek vroeg ik naar de roombroodjes aan een jongen in lichtblauwe jas, die bezig was een hoge, ijzeren krat op wielen gevuld met rollen w.c.papier uit te laden. Zonder aarzelen legde hij mij de weg uit naar “de luxe gebak” en vervolgde zijn werkzaamheden. Op de aangewezen plaats kwam ik tegenover een een hele reeks verschillende taartjes te staan, allemaal glanzend gepresenteerd in fraaie doosjes van het soort waar modelautootjes in te pronk staan. Daartussen vond ik ze, de roombroodjes (€ 2,21). Met twee naast elkaar in zo’n doosje, één enkel roombroodje was er niet. Ik overwoog de maat van mijn trek met het doosje in mijn handen. Over het glasheldere plastic was een sticker geplakt en ik las de volgende woorden:
Gul gevulde zachte
broodjes
zonnig zoet
onder een dun
laagje sneeuw
Sneeuw? Voor poedersuiker? Zonnig zoet? Dit was poëzie! Getroffen keek ik naar de andere taartjes in het vak. En jawel hoor, op elk doosje was een gedicht afgedrukt. Voor elk soort taartje een ander. Op het doosje met Tompouces (€ 3,20) las ik:
Roze velours
over krokant
knisperende
laagjes die kraken
tot in het zachte hart
Nu is velours niet het woord dat ik zou kiezen om de suikerlaag op een Tompouce te treffen, maar let op de alliteratie en het binnenrijm. De evocatie van de wrede wellust van de bijtervaring. En dan nog de geraffineerde typografie!


Poëzie is nooit een grote publiekstrekker geweest en de dunne bundeltjes staan jarenlang te vergelen in de betere boekenwinkel. Maar nu ook de laatst overgebleven literaire tijdschriften een kwijnend bestaan leiden komt er redding uit onverwachte hoek. Opeens voorziet ’s lands grootste kruidenier zijn klanten op de hem kenmerkende schaal van dichtkunst. Hij brengt zijn poëzie niet uit in dunne bundeltjes, nee, zijn gedichten zijn afgedrukt op de verpakking van zijn grutterswaar. En, in tegenstelling tot de verplichte vermelding van ingrediënten, ook nog in een leesbaar lettercorps. Deze poëzie heeft daarmee een bereik gekregen waar geen Dichter des Vaderlands tegenop kan. Ik zie het voor me: in alle blauwe filialen zullen huisvrouwen en werkmannen, politieagenten en kinderen verdiept staan in de verzen, elkaar wijzen op nieuwe uitgaven en de teksten vergelijken. Teksten die de versheid en de kwaliteit van de produkten juichend bezingen. Want dat doen ze: juichend bezingen. De dichter laat zich in vervoering brengen door geur en smaak, door kleur en structuur: dit is een zintuigelijke, ja hedonistische poëzie. De vorm is steeds die van het quintet, vol assonantie en stafrijm terwijl de favoriete stijlfiguur de antithese is: zonnig x sneeuw, krokant kraken x het zachte hart. Na de eerste regels, die met nog ingehouden vreugde beschrijven, volgt onontkoombaar een crescendo naar de lyrische pointe. De dichter is daarbij evenzeer beïnvloed door de Japanse haiku als door het 18e eeuwse lofdicht. Soms laat hij het bij een bedriegelijk simpele beschrijving, waarbij de vruchten wel “klaar om ontdekt te worden” zijn (het vruchtenschuitje, € 4,99). Dan weer heet het: “Bakkersvuur/ gevangen in de/ warme kleuren/ van een traditionele appelpunt” (€2,20). Ik zou nog veel meer willen citeren, maar ik heb teveel trek in mijn roombroodje; u moet zelf maar gaan kijken (tip: die van de aardbeiënvlaaitjes, €3,50!). Hoe zal dit verder gaan? Komt er op steeds meer grutterswaar poëzie? Zal de dichter tenslotte elk artikel in zijn winkels van bloemrijke regels hebben voorzien? Zullen onze tassen met boodschappen zingend door de straten gaan? Ons land zal nooit meer hetzelfde zijn.


Zodra ik de kassa gepasseerd ben haast ik me met mijn roombroodjes naar een plantsoen vlak bij de supermarkt. Op een bankje ben ik lang bezig het doosje open te krijgen. De verwachting is na al dat leesgenot bijna onhoudbaar geworden. Eindelijk lukt het mij een broodje naar buiten te wurmen. Het voelt vreemd slap en erg kleverig. Na een korte aarzeling neem ik een hap. En zie, de poëzie welt spontaan in mij op:
Koud en klef
als een dode
slak onder een
dun laagje schimmel
de smaak van mierzoet niets
Inspirerend!


24 maart 2011