Mijn
vriendin reist veel meer dan ik en is dan ook vaker alleen onderweg. Soms klaagt ze erover dat ze dan haar ervaringen niet kan delen. Niet direct delen althans, want
ze maakt veel video-opnamen, die ze mij thuis laat zien. Gisteren kwam ze
terug van een vogelaarstrip op Lesbos en ‘s avonds bekeken we de video’s.
Na zwarte ooievaar (Ciconia nigra), de bijeneter (Merops apiaster) en het woudaapje (Ixobrychus minutus), toonde
de camera een ondiep stuk in een stroompje. Opeens trof mij een gevoel van
herkenning.
“Kijk, zei ik, daar is hij dan: de
doorwaadbare plaats. Bij Caesar en bij Xenofon: altijd weer gezoek naar de doorwaadbare plaats. Dit is een mooi
exemplaar! Ik herinner me alleen het Latijnse woord ervoor niet… En het Griekse
al evenmin. Ik weet zelfs niet of het Nederlands er wel een enkel woord voor
heeft.”
“In
het Engels is het ford,” zei mijn
vriendin.
“Ford?
Ah, nu weet ik het: voorde! Ons woord
voor doorwaadbare plaats is voorde! Ik ken dat woord uit de
vertaling van At Swim-Two-Birds van Flann O’Brian. De voorde! “
Vandaag denk ik er nog over na. Bij
doorwaadbare plaatsen worden nu geen steden meer gesticht, de voorde lijkt geheel uit
ons leven verdwenen. Wat was eigenlijk het criterium van doorwaadbaarheid? Tot
de knieën? Tot het middel, de borst? Ik herinner me een stuk van Nicolaas
Matsier over hoe hij met een vriend Xenofons'
Tocht der Tienduizend nareist door Turkije en aan de hand van de tekst van
de Anabasis op zoek gaat naar een
doorwaadbare plaats in de Kentrites (Κεντρίτης,
oostelijke zijrivier van de Tigris, ten
noorden van het Carduchengebied). Dankzij die doorwaadbare plaats konden de
Grieken zich redden uit hun benarde positie in november 401 voor Christus (Boek IV,
Hoofdstuk 3). Waar staken ze toen precies over? Dat willen de
nareizigers graag met eigen ogen zien. Bij de oude stad Siirt (vroeger: Sort) lopen
ze naar de rivier. Op een aannemelijk punt probeert Matsier dan in onderbroek
de rivier over te steken. Als hij tot zijn oksels in het water komt te staan
roept hij: “Met wapens kom ik hier niet door!” (Een sluimerend systeem, Bezige Bij 1998, p. 251)
Het lijkt mij een goede maatstaf:
doorwaadbaar is een plaats waar een leger met volledige bewapening en
uitrusting, zonder door de stroom te worden meegevoerd, te voet en te paard aan
de overkant van een rivier kan komen.
Ik lees de hele scene nog een
keer na in mijn oude schooluitgave van de Anabasis
(de tekst doorschoten met balpointblauwe vertaalstreepjes). Doorwaadbare plaats
is hier: διάβασις.
Google geeft zelfs een bordspel met de ontsnapping van de Grieken onder Xenofon (en de handige Cheirisofos):
Approaching the River Centrites, Xenophon found that the satrap of Armenia had occupied the far bank. The situation was desperate, but the next morning a better ford higher up the river was found, and to it the Spartans marched. The stage is set. The battle lines are drawn and you are in command. Can you change history?
In De Bello Gallico (Boek VII) vind ik doorwaadbare plaatsen tot in een moeras:
19. Het was een van de voet af zacht oplopende heuvel. Bijna van alle kanten was de heuvel omringd door een moeras, dat niet breder was dan 50 voet, maar gevaarlijk en moeilijk om er zich een weg door te banen.
Hoc se colle interruptis pontibus Galli fiducia loci continebant generatimque distributi in civitates omnia vada ac saltus eius paludis obtinebant sic animo parati, ut, si eam paludem Romani perrumpere conarentur, haesitantes premerent ex loco superiore.
De bruggen erover waren afgebroken. In vertrouwen op de gunstige gesteldheid van het terrein, bleven de Galliërs, naar de stammen en landen verdeeld, op deze hoogte staan en hadden alle doorwaadbare en smalle vaste plaatsen van het moeras bezet, vast besloten, de Romeinen, indien die zich een weg er door trachtten te banen en bleven steken, vanuit hun hoger gelegen stelling aan te vallen.Ach ja, doorwaadbare plaats is vadum, en vadare is doorwaden.
De jonge Julius Caesar veroverde trouwens de
hoofdstad van Lesbos Mytilene 30 jaar vóór dat Gallische moeras. En volgens Suetonius werd hij daarvoor met
de eikenkrans onderscheiden. Hoewel hij toen nog niet zijn kaalheid hoefde te
verbergen was hij er erg gelukkig mee.
Maar waar leidt die doorwaadbare plaats nu heen? In de onlangs verschenen bundel De bedelaar en andere verhalen van Fernando Pessoa lees ik:
“Wanneer ik iets moois zie, zegt Goya in een beroemde dichtregel, wou ik dat ik met zijn tweeën was geweest.
Wou ik dat ik met zijn tweeën was geweest.
En hij had met zijn tweeën willen zijn om te kunnen praten, om zijn verrukking over te kunnen brengen.”
Dat is misschien het mooiste: samen aan de gevonden voorde staan en aan elkaar vertellen hoe sterk je je nu verbonden voelt met die opgeluchte Xenofon in 401 of
die tobbende Caesar 350 jaar daarna.
22 mei 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten